Inhoudsopgave:

Hoe stel ik omgevingsvariabelen in Eclipse in?
Hoe stel ik omgevingsvariabelen in Eclipse in?

Video: Hoe stel ik omgevingsvariabelen in Eclipse in?

Video: Hoe stel ik omgevingsvariabelen in Eclipse in?
Video: Hoe stel je een voorderailleur af 2024, Mei
Anonim

Om omgevingsvariabelen in te stellen:

  1. Selecteer een project in de weergave C/C++-projecten.
  2. Klik op Uitvoeren > Uitvoeren of Uitvoeren > Foutopsporing.
  3. Vouw in het vak Configuraties C/C++ Local uit.
  4. Selecteer een uitvoerings- of foutopsporingsconfiguratie.
  5. Klik op de Omgeving tabblad..
  6. Doe een van de volgende dingen:
  7. Typ een naam in het vak Naam.
  8. Typ een waarde in het vak Waarde.

Op dezelfde manier kan men zich afvragen, moeten we omgevingsvariabelen instellen voor Eclipse?

3 antwoorden. Zodat Verduistering weet waar Java is. CLASSPATH is een omgevingsvariabele die een lijst met mappen en/of JAR-bestanden bevat, waar Java doorheen zal kijken wanneer het zoekt naar Java-klassen om te laden. Je doet niet normaal moet instellen de KLASSPAT omgevingsvariabele.

Waarom moeten we naast bovenstaande omgevingsvariabelen instellen? Omgevingsvariabelen zijn wereldwijd systeem variabelen toegankelijk voor alle processen die onder het besturingssysteem (OS) worden uitgevoerd. Omgevingsvariabelen zijn handig om systeembrede waarden op te slaan, zoals de mappen om te zoeken naar de uitvoerbare programma's (PATH) en de OS-versie.

Bovendien, hoe maak je een omgevingsvariabele?

Omgevingsvariabelen maken of wijzigen in Windows:

  1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Computer en kies Eigenschappen, of kies Systeem in het Configuratiescherm van Windows.
  2. Kies Geavanceerde systeeminstellingen.
  3. Klik op het tabblad Geavanceerd op Omgevingsvariabelen.
  4. Klik op Nieuw om een nieuwe omgevingsvariabele te maken.

Hoe maak je een omgevingsvariabele in Java?

ramen

  1. Zoek in Zoeken naar en selecteer vervolgens: Systeem (Configuratiescherm)
  2. Klik op de link Geavanceerde systeeminstellingen.
  3. Klik op Omgevingsvariabelen.
  4. Geef in het venster Systeemvariabele bewerken (of Nieuwe systeemvariabele) de waarde van de omgevingsvariabele PATH op.
  5. Open het opdrachtpromptvenster opnieuw en voer uw Java-code uit.

Aanbevolen: